Weinig overheden durven nog een digitaal plan voor te leggen waar de woorden ‘open data’ niet in voorkomen. Iedereen is overtuigd van het nut maar velen zien nog wel enkele wetten en praktische bezwaren in de weg. Beci besloot niet bij de pakken te zitten en geeft alvast het goede voorbeeld.
Open data betekent letterlijk ‘publiek beschikbare gegevens’. Het kan op zowel data van privé instanties, van wetenschappelijke instellingen als van overheidsdiensten slaan, maar in de praktijk is het leeuwendeel van de open data te vinden in de hoek van de overheid.
Waarom opent de overheid haar data?
Er zijn verschillende redenen. Ten eerste past het openstellen van data in de heersende trend van transparantie naar de burger toe. Door die transparantie kan de overheid ook meer aanspraak maken op deelname aan het beleid door het grote publiek: “Nu je zoveel weet als wij, kan je ook mee op zoek naar betere inzichten en betere oplossingen.” Anders gezegd: door de data open te stellen aan alle burgers hoopt de overheid dat het grote publiek deze data nog zal verrijken.
Tegelijk mikken vele overheden op het heilzame effect van data op de economie en op de innovatiedrang van bedrijven. Data zijn een waardevolle grondstof geworden – de slagzin ‘data is the new oil’ is intussen al te vaak gebruikt maar niet zonder reden – en bedrijven die erin slagen die data te benutten om nieuwe toepassingen of diensten te ontwikkelen, zullen niet alleen zichzelf verrijken maar meestal ook ieders leven net iets aangenamer te maken. In cijfers vertaald: volgens studie van de Europese Commissie uit 2011 zouden de totale economische voordelen die kunnen voortvloeien uit het toegankelijk maken van overheidsdata in de EU oplopen tot 40 miljard euro per jaar. Intussen zijn we zeven jaar verder, en zijn de verwachtingen over de economische kracht van data alleen maar toegenomen.
Wat kan de verdere vrijgave en benutting van open data nog vertragen?
Zoals bij alle initiatieven die worden opgestart met de beste bedoelingen, leeft de vrees dat uiteindelijk slechts een kleine groep er beter van wordt. Als slechts enkele bedrijven het potentieel van open data inzien, en die innovatieve oplossingen slechts tegen een hoge prijs ter beschikking stellen, dan is dat heilzame effect eerder beperkt. En dan rijst de logische vraag of we wel overheidsgeld moeten gebruiken om slechts enkelen te verrijken. Geld om de data te bewaren maar ook om ze kwalitatief te verbeteren.
Jammer genoeg zullen er altijd mensen zijn met kwade bedoelingen en als je veel vrijgeeft, geef je natuurlijk ook veel bloot. Wanneer een architect de plannen van een brug openbaar zou zetten, bestaat het gevaar dat gevaarlijke individuen of groeperingen deze informatie voor slechte doeleinden gaan gebruiken. Het vrijgeven van data moet dus zeer doordacht gebeuren, en de baten moeten worden afgewogen tegen eventuele risico’s.
In het verlengde daarvan ligt de vaak gehoorde discussie rond privacy. Die discussie houdt niet op met het anonimiseren van voor- en achternaam: hoeveel mensen zouden in Ukkel geboren zijn op 24 maart 1974? Het vergt dan waarschijnlijk niet veel meer info om over één persoon vrij veel te weten te komen. Bij twijfel of je dreigt tegen de privacy in te gaan, kan je best de privacycommissie contacteren, die waakt over het hele open data debat.
Tot slot moet er ook over gewaakt worden dat de beschikbare data niet verkeerd geïnterpreteerd worden. Data op zich, zonder de ruimere context ter beschikking, kunnen vaak tot verschillende conclusies leiden, en al dan niet bewust foute interpretaties. Dit kan men deels voorkomen door genoeg randinformatie bij de dataset toe te voegen.
Welke open data vinden we internationaal?
Naast diverse nationale initiatieven in het buitenland vinden we ook een aantal relevante landoverschrijdende open data projecten. De Verenigde Naties hebben een open data website met statistische gegevens over zowel de verschillende lidstaten als over de VN-agentschappen zelf. En de Europese Commissie heeft voor de EU zelfs twee portaalsites opgericht: de EU Open Data Portal, waarlangs je toegang krijgt tot open data van diverse EU-instellingen, agentschappen en andere organen, en de PublicData portal waarop je datasets vindt van lokale, regionale en nationale overheidsdiensten doorheen de Europese Unie.
Niet alleen de data zelf zijn openbaar beschikbaar, je vindt ook informatie over hoe ze vrij te geven. Meer bepaald heeft het Open Government Partnership het zogeheten International Open Data Charter gelanceerd, met een aantal basisprincipes en best practices voor het vrijgeven van open data door de overheid. Dit charter is intussen al geadopteerd door tientallen landen, waaronder tot nu toe helaas geen België.
Welke open data vinden we nationaal?
Eén van de federale ambities op digitaal vlak is om zoveel mogelijk overheidsdata als openbare data ter beschikking te stellen. Deze data zijn ‘open by default’: ze zullen altijd als open data ter beschikking zijn, tenzij er gegronde redenen zijn (privacy, veiligheid, …) om dit niet te doen. Dit heeft geleid tot een behoorlijke verzameling, die je allemaal kan terugvinden via de federale portaalsite data.gov.be. De portal bundelt niet alleen de federale data maar ook de open data die per regio en zelfs per stad worden aangeboden. Zo is één van de recentste toegevoegde sets open data rechtstreeks uit de stad Namen.
Dat het laatste toevoeging uit het Waalse Gewest komt, is bemoedigend, want voorlopig ligt het zwaartepunt van de beschikbare open data in het Vlaamse landsgedeelte. Van de bijna 10.000 datasets die bij het schrijven van dit artikel online stonden, waren er meer dan 7.500 Nederlandstalig en minder dan 1.500 Franstalig. Opgedeeld in categorieën zien we vooral Leefmilieu (5.225) en Publieke Sector (4.102) het vaakst opduiken. Ter informatie: ook Brussel zet steeds zwaarder in op open data, zoals u ook in het interview met Bianca Debaets kan lezen. Op de site http://opendatastore.brussels vindt u ruim 150 datasets.
Deze portal is niet alleen belangrijk om de beschikbare open data opgelijst te zien, maar ook voor heel wat extra informatie rond het gebruik van de open data en het wettelijk kader waarin we deze open data moeten zien en gebruiken. Je vindt er ook tal van presentaties, nieuws en zelfs een Open Data Handleiding.
Wat doet Beci?
Als vertegenwoordiger van Brusselse ondernemingen is ook Beci uitermate geïnteresseerd in het potentieel van open data. In 2014 al schaarde Beci zich achter een hackathon met als opdracht: een interessante en werkende toepassing bouwen op basis van open data. Nu, ruim vier jaar later, heeft Beci al zijn eigen toepassing op basis van open data. Het betreft een soort van data wall (http://datawall.connect2move.be/), waarop alle open data over mobiliteit in Brussel worden verzameld. Zo kan je er onder meer zien waar er files zijn, maar ook waar nog ruimte is in de openbare parkings. Al deze informatie kan bijdragen tot het verminderen van de files in Brussel, verklaart Ischa Lambrecht, adviseur mobiliteit bij Beci: “30% van alle verkeer in Brussel zijn wagens op zoek naar een parkeerplaats. Met een efficiënt systeem dat je helpt bij het vinden van een vrije plaats kan je concreet bijdragen tot het verminderen van de verkeersdruk.”
Maar ook voor fietsers en voor het openbaar vervoer biedt deze toepassing nuttige informatie, zoals de beschikbaarheid van huurfietsen via Villo op de verschillende locaties, en een overzicht van de treinvertragingen. “Met deze datawall willen we bijdragen tot ‘mobility as a service’ in Brussel, een dienst die de informatie over de verschillende transportmiddelen bundelt en zo het beste advies kan geven over hoe je ter bestemming geraakt. Als je alle beschikbare informatie bundelt, kan je een echt inzicht krijgen en oplossingen aanreiken”, weet Lambrecht, “maar dit vergt een goede samenwerking op alle niveaus en een juiste aanpak inzake de wetgeving rond privacy en andere bekommernissen. Wij zijn ervan overtuigd dat Beci als neutrale speler in dit verhaal een belangrijke rol kan spelen. Beci is in elk geval bereid om een bemiddelende en/of coördinerende rol te spelen om ‘mobility as a service’ mogelijk te maken.”