Karel Van Eetvelt, de nieuwe CEO van Febelfin, komt van zelfstandigenorganisatie Unizo. Met die achtergrond is het niet verwonderlijk dat de financiering van KMO’s voor hem een grote bekommernis is.
“Of de aanpassing groot was? Viel best mee”, lacht de ex-topman van Unizo. “Ik ben vroeger nog acht jaar regent geweest bij de Nationale Bank. De grote lijnen van de financiële wereld kende ik dus wel, al had ik in het prille begin wel moeite met het bankiersjargon op vergaderingen. Wat me nog het meest trof, is de rompslomp waarmee de spelers in deze sector geconfronteerd worden. Er werken honderden mensen die niet met de business an sich bezig zijn, maar met controles.”
Brussel Metropool: Met uw Unizo-verleden is de financiering van KMO’s wellicht iets dat u na aan het hart ligt?
Karel Van Eetvelt: Absoluut. De financiering van kleine ondernemingen en groeibedrijven is cruciaal: de economische groei komt van die bedrijven. Maar ook voor de eigen business van de banken is het een noodzaak: ze hebben er alle belang bij om in innovatieve ondernemingen te investeren, want daar is rendement te halen. Sinds de bankencrisis van 2008 zijn de spelregels natuurlijk veranderd. Op een aantal terreinen is het complexer geworden om bepaalde activiteiten te financieren, maar als ik het met andere landen – ook binnen Europa – vergelijk, dan zit de financiering van KMO’s hier nog goed. Er is kapitaal genoeg in ons land. We stellen vast dat het doorsnee bedrijf dat nood heeft aan geld omdat het wil groeien én een goed dossier heeft, weinig problemen ondervindt. Voor startups is het wél moeilijker om langs een bank te passeren voor financiering, hoewel de laatste cijfers een forse groei in startup financiering door de banksector aangeven.
U hebt altijd mensen gestimuleerd om te ondernemen. Welke oplossing is er dan voor de starters die uit de boot vallen?
Friends, Family and Fools. (lacht) Mijn oudste zoon gaat een kleine IT-zaak overnemen. ‘Ik ga wel geld nodig hebben’, zei hij. ‘Jij bent family én fool, jij kan misschien twee keer bijdragen.’ Bij startups zie je dat heel vaak: ze hebben eigen spaargeld en kloppen aan bij familie om voldoende vermogen te hebben om te kunnen starten. Dat model gaat bij manier van spreken al 100 jaar mee. Het voordeel vandaag is dat er nog andere formules zijn ontstaan, zoals crowdfunding. Kleine spelers vinden zo toch een manier om hun project gelanceerd te krijgen. Vaak ontmoet ik jongeren die meteen zware investeringen willen doen omdat ze bepaalde marktopportuniteiten zien. Als die grotere nieuwe projecten goed doordacht zijn, dan durven risicokapitaalverschaffers of business angels daarin mee te gaan. Die alternatieve financieringsvormen brengen dynamiek in de economie.
In 2016 organiseerde Febelfin samen met Beci speciaal voor KMO’s een workshop. Waarom?
Ongeacht de grootte van de ondernemingen is financiële geletterdheid onontbeerlijk. Behoorlijk wat ondernemers weten niet hoe een gezonde financiering in elkaar zit, wat de voorwaarden voor krediet zijn en hoe men een dossier moet opbouwen om meer kans op financiering te hebben. Je moet aan ondernemers uitleggen dat een goed idee niet voldoende is. Mensen uit de bankwereld moeten een actieve rol opnemen in de individuele begeleiding van ondernemers.
Wat zijn de voorwaarden om een beroep te kunnen doen op kredieten?
Au fond kijkt de bank naar de terugbetalingscapaciteit. Hoe beter en explicieter je voor jezelf als ondernemer duidelijk maakt wat je aanpak is en wat je targets zijn, hoe groter de kans dat het licht op groen springt. Een ondernemer die deze oefening niet maakt, is onverstandig. Een goede vraag is ook: welke investering doe je zelf? Als een bankier weet dat je een behoorlijke som op je rekening hebt staan en ziet dat je daar niets van in je eigen zaak wil steken, dan zal hij niet met geld over de brug komen. Want zo geef je het signaal dat je jezelf niet vertrouwt.
Kunnen we even meer in detail de evolutie van de kredieten na de bankencrisis bekijken? In 2013, vijf jaar na die crisis, gaf Febelfin bijvoorbeeld nog toe dat kredieten aan KMO’s regelmatig geweigerd werden, onder meer door een verhoogd risico op wanbetalingen.
Als we kijken naar de gevoelsbarometer – in welke mate percipieerden ondernemers een probleem? – dan zien we op de grafieken duidelijk dat er in 2009 een dip was. Het jaar erop verbeterde de situatie enigszins, maar toen kwam er een economische schok. In de periode 2012-2013 werden sommige projecten als minder koosjer beschouwd, waardoor het gevoel ontstond dat er minder financiering mogelijk was. Er is op dat moment veel overleg geweest binnen de financiële sector om meer transparantie te creëren in hoe men dossiers beoordeelt. Momenteel zitten we terug op het niveau van vóór 2008.
Wat is er nu dan precies anders? Ligt het aan de conjunctuur?
De conjunctuur is inderdaad beter, maar de ondernemers hebben zich ook aangepast. Ze zijn hun dossiers anders gaan opbouwen. Moeilijke dossiers waar de banken door de verstrengde regels niet op in kunnen gaan, vinden vandaag hun weg naar alternatieven zoals crowdfunding of private equity.
In 2017 was er een hervorming van de wet op de financiering van KMO’s. De FOD Financiën legde op voorhand zijn oor te luister bij zowel Unizo als Febelfin. Wat hebben die de FOD ingefluisterd?
Binnen de financiële sector waren er wel wat vragen rond het toepassingsgebied. Er was voorzichtigheid geboden, mochten overheidsinstellingen plots ook onder de wet vallen. Uiteindelijk is aan de fundamenten van de wet, in december 2013 gelegd door de ministers Koen Geens en Sabine Laruelle, nauwelijks geraakt. De drempel waarbij de funding loss of wederbeleggingsvergoeding (waarmee ondernemingen het krediet kunnen herfinancieren, nvdr) wordt beperkt tot zes maand interest, is opgetrokken van 1 tot 2 miljoen €. In dat soort kwesties moet je een goed evenwicht vinden tussen de behoeften van de ondernemerswereld en de haalbaarheid voor de financiële sector. Ik heb vroeger, in mijn Unizo-tijd, al aangegeven dat ik geen vragende partij was voor wettelijke regelingen. Ik geef de voorkeur aan duidelijke afspraken tussen de economische spelers die we allebei zijn. In 2013 waren de omstandigheden niet van dien aard om zo’n gentleman’s agreement tot stand te brengen. Door open te staan voor elkaars aandachtspunten en opmerkingen gaat de nood aan verdere regulering verdwijnen. Hoe extremer en rigider de regels, hoe vaker kleine spelers daar het slachtoffer van zullen zijn.
Een belangrijk punt in de recente hervorming is toch wel dat de contracten transparanter moeten worden en dat bedrijven duidelijker communicatie moeten krijgen over het krediet en de waarborgen. Een goede zaak?
Zonder meer. Transparantie is een werkpunt voor onze sector. De banken hebben zelf alle belang bij grotere duidelijkheid. Zo stipuleert de wet terecht dat banken verplicht zijn de meeste gepaste kredietvorm voor te stellen. In bepaalde periodes stelden we helaas vast dat sommige financiële instellingen niet voor de meest gepaste kredietvorm kozen, maar voor de formule die hen het meest opbracht. Dat was eerder uitzondering dan regel, maar toch: een goede dienstverlener doet zoiets niet. Met de communicatiemiddelen die er vandaag zijn, wordt dat bedrog ook niet langer getolereerd. Kijk naar de handels- of horecazaak die zijn klant bedriegt: die wordt op de sociale media afgestraft. Geen slechte zaak, want op die manier wordt het kaf van het koren gescheiden. Het vertrouwen in de bankwereld is momenteel niet zo groot. Dat is spijtig, maar heeft zijn gronden. Dat vertrouwen herwinnen, kan niet zonder in transparantie te investeren.
Welke uitdagingen ziet u nog voor de toekomst?
Er is veel aan het bewegen: de digitalisering schudt heel wat bedrijven en sectoren door elkaar, de vergroening zorgt ervoor dat de vraag naar ecologische beleggingen toeneemt, de freelancers, de circulaire economie en de deeleconomie zijn in opmars… Voor de financiële sector interessante evoluties. De deeleconomie vraagt om een totaal andere manier van financiering. Stel dat een aantal bedrijven collectief investeert en machines deelt. Zij zijn dan gebruiker, géén eigenaar. Daar heb je een nieuw financieel model voor nodig. Het lijkt me geen slecht idee dat de Belgische Leasingvereniging, een deelvereniging van Febelfin, daar werk van maakt. Hun leasingformules kunnen een basis vormen voor de instrumenten die we voor de deeleconomie kunnen ontwikkelen. Als we daarin slagen, scheppen we nieuwe investeringsmogelijkheden die de deeleconomie een boost kunnen geven.