Bent u gehaast? Het antwoord op bovenstaande vraag is eerder negatief. De stelling verdient echter enige nuancering. Laten we even teruggrijpen naar de oorsprong van deze steunmaatregelen voor ondernemingen …
Ze ontstonden kort na de eerste oliecrisis. De Europese landen kampten toen met een brutale instorting van de groei van hun BBP. In enkele jaren tijd schoot er van deze groei amper één vijfde over. De ministers van middenstand grepen toen naar een aantal maatregelen om de KMO’s te ondersteunen. (Grotere ondernemingen werden al gauw uitgesloten omwille van de regelgeving inzake mededinging van de toenmalige EEG, de huidige EU.)
Het ging om hulp voor directe en indirecte investeringen om industriële en ondernemersprojecten te ondersteunen die bijdroegen tot de tewerkstelling. Er werden subsidies voorzien voor de aanschaf van een bedrijfszetel, van werktuigen voor een fabriek en, toen al, voor rekrutering. Deze eerste initiatieven werden regionaal genomen, eerst in Vlaanderen en Wallonië, en daarna in Brussel, vanaf 1989. Later werden ze aangevuld met een hele waaier subsidies voor export, onderzoek en technologische innovatie. Het stelsel onderging regelmatig een herziening om de veranderende situatie op het terrein te volgen. Deze steunmaatregelen beoogden constant een hefboomeffect en trachtten tegelijk het buitenkanseffect te vermijden.
Deze twee doelstellingen van de overheid worden, nu nog, slechts heel zelden bereikt, mede omwille van de onzekerheid die de toekenning van de steun en de voorwaarden van de effectieve uitkering bemoeilijkt. Daarom zou de integratie van een dergelijke steun als conditio sine qua non voor het welslagen van een businessplan gelijkstaan met een risico dat elke redelijke ondernemer dient te vermijden of ten minste te beperken. Hier gelden echter twee uitzonderingen: als de bedragen beperkt zijn en het verlies aanvaardbaar, en wanneer het gaat om lange termijn R&D, waar de tussenkomsten bijzonder hoog liggen (tot 70% in sommige gevallen).
Geen enkele studie is er namelijk ooit in geslaagd enig oorzakelijk verband te leggen tussen subsidies bij investeringen en het resultaat van de begunstigde ondernemingen. Varen deze bedrijven er beter, even goed of minder goed bij? Of heeft de overheid middelen verspild om kunstmatig een project in leven te houden dat geen meerwaarde oplevert? Globaal wordt algemene steun bij investeringen beschouwd als een factor die de behoefte aan liquide middelen verlicht. Op zich wel nuttig, maar niet doorslaggevend. Andere specifieke steunmaatregelen hebben wél een werkelijk hefboomeffect, dankzij een tussenkomst van 50% voor tijdelijke steun of ontwikkeling in het buitenland.
Brussel sleutelt momenteel aan een herziening van de steun aan economische expansie en buitenlandse handel. Het nieuwe stelsel zou in de herfst 2018 van kracht moeten worden, na de volledige resem democratische controles. Dit geldt eveneens voor subsidies aan onderzoek en ontwikkeling. Die zijn zeer voordelig maar uiterst selectief. De tekst hiervan dateert van 2002 en is aan herziening toe.
Drie fundamentele tips
- Als u investeert, ga dan stelselmatig na of er een vorm van steun bestaat (75% van de ondernemingen en van hun managementadviseurs is hiervan niet op de hoogte)
- Als een subsidie overeenstemt met de investering, neem dan steeds contact op met de overheid om de voorwaarden van toekenning te doorgronden en zo nodig stappen te zetten om conformiteit te bereiken
- Volg de procedure heel nauwgezet (datum en handtekening van de aanvraag, verkrijgen van een dossiernummer, samenbrengen van de bewijsstukken, liquidatie …).