BECI lanceert eind april WorkLAB. Dat project wil een Brussels ecosysteem opzetten, bestaande uit private en publieke actoren, om de positieve effecten van telewerken te optimaliseren maar ook het hoofd te bieden aan de uitdagingen die bij telewerk komen kijken. WorkLAB wil oplossingen aanreiken voor nieuwe ontwikkelingen die de coronacrisis met zich meebrengt op het vlak van werk, vastgoed en mobiliteit.
Terugkeer naar kantoorwerk
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt zo’n negentig initiatieven voor coworking en businesscentra. Dat is het expertisedomein van Edouard Cambier, CEO van Seed Factory, bedrijf voor coworking in het Brusselse, en Voorzitter van Belgian Workspace Association.
“De traditionele businesscentra doen het niet slecht in coronatijden. Zeker in de periferie rond Brussel. Ze beschikken over ruime parkings en alles is geautomatiseerd. Met een badge kan je daar alles doen: binnenkomen, de koffiemachine bedienen, de vergaderzaal betreden en noem maar op.”
Bij coworking ligt dat moeilijker. “Weinig privéruimte, iedereen aan lange tafels, minder privacy. Vaak zijn die bedrijfjes centraal in de stad gelegen. Mensen moeten de bus of de tram nemen naar het centrum. En dat schrikt hen af, door het risico van Covid-19 op het openbaar vervoer.”
Bedrijven die Brussel verlaten: volgens Cambier is het geen nieuwe trend. “Kleine startups uit Vlaanderen en Wallonië komen nog altijd naar de hoofdstad, omdat hier een groot aanbod is aan universitair geschoolde mensen. Als ze groter worden en vijftien tot twintig mensen in dienst nemen, verhuizen ze traditiegetrouw naar de periferie”.
Het netto aantal bedrijven in Brussel zit in dalende lijn. “Er zijn meer ondernemingen die verhuizen dan dat er naar de hoofdstad komen. Anderzijds behouden grote steden hun attractiviteit, overal in Europa. Mensen blijven naar de steden komen, omdat je daar de mix van culturen en mensen met universitaire diploma’s vindt. Dat zorgt voor een kruisbestuiving en leidt tot innovatie, die broodnodig is.”
Cambier beschrijft het fenomeen in zijn nieuwe boek Work’n Roll. Daarin blikt hij ook vooruit op de manier waarop we straks gaan werken. “Telewerk wordt de norm, althans voor anderhalve tot twee dagen. Dat leid ik af uit een oefening met specialisten. Zij zeggen dat twee dagen van thuis uit werken het absolute maximum is.”
“Ik denk dat we over twee tot drie jaar veeleer bij één dag per week zullen landen. Vrijdag als remote day. Op die dag kunnen werknemers thuis de volgende werkweek voorbereiden, met het doornemen van rapporten en offertes.” Cambier breekt een lans voor een terugkeer naar kantoorwerk. “Vanuit de praktijk, niet omdat bedrijven hun mensen niet vertrouwen.”
“Na twintig jaar ervaring met coworking, kan ik stellen dat thuiswerk de grootste garantie biedt op concentratie. Anno 2021 gaan we niet meer naar kantoor om te werken, maar om te netwerken en te socializen. Wereldwijd is vijftig procent van de werknemers vandaag freelance. Een netwerk opbouwen en prospectie doe je niet door vijf dagen per week thuis te blijven. Coworking en incubatoren vormen het antwoord op die evolutie naar freelancewerk.”
Voor Jean de Renesse, co-auteur van het boek Work’n Roll en partner bij het bureau Spacious, “evolueren we meer naar werkplekken zoals corpo-working: om collega’s te zien, klanten te ontvangen, de band te onderhouden met het bedrijf, het stimuleren van creatieve ideeën uitwisselingen rond gezamenlijke projecten”.
Leegstand in kantoorgebouwen
De kantoorgebouwen in Brussel staan sinds de uitbraak van de coronacrisis leger dan ooit. Proximus liet als eerste weten in zijn kantooroppervlakte te gaan snoeien. Het succesverhaal van telewerk doet de telecomoperator nadenken over de kantoornoden. Proximus bezit de twee iconische torens aan het Noordstation, samen goed voor 105.000 vierkante meter kantoorruimte. Binnen enkele jaren wil het daarvan slechts 40.000 vierkante meter overhouden.
Volgens Kristiaan Borret, bouwmeester van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dateert de trend al van voor aanvang van de pandemie. “Grote bedrijven lieten hun werknemers al een dag in de week telewerken en waren hun kantoorruimtes al aan het herdenken. De coronacrisis heeft die werkwijze alleen maar versneld.”
Al bij al valt het nog goed mee met de leegstand in Brussel. “Tien procent leegstand is normaal in een stad als Brussel. Bedrijven verhuizen dikwijls en renoveren in tussentijd een ander pand, waardoor gebouwen voor een bepaalde tijd leegstaan. Voor gebieden zoals de Noordwijk, dicht bij het openbaar vervoer, zullen grote bedrijven altijd terugkomen.”
Het is eerder in de randgemeenten van Brussel dat bedrijven wegtrekken. Daar worden kantoorgebouwen omgevormd tot wooneenheden. Bewoners brengen een andere soort economie naar een wijk dan pendelaars, maar dat is daarom niet minder waardevol.
“In de centrumwijken zullen altijd veel bedrijven zijn, maar door de coronacrisis zien we dat ze hun kantoorruimtes omvormen”, zegt Borret. “Versterkte burchten met verschillende eilanden worden omgetoverd tot kleinere open werkruimtes die in contact met de buitenwereld staan. Bedrijven hebben daardoor minder kantoorruimte nodig.”
De monofunctionele gebouwen hebben hun tijd gehad. Een goed voorbeeld is het voormalige Axa-gebouw in Watermaal-Bosvoorde, waarin kantoorruimtes, een hotel en wooneenheden komen. “Een toekomst met minder monofunctionele kantoorruimtes en meer gemengde wijken is toe te juichen en hoeft niet nadelig te zijn voor de economie.”