Het stedelijk energiebeheer volgt nu een nieuw denkproces. Energieverlies wordt niet langer louter economisch bekeken. En de betere circulatie van deze energie is de voorbode van grote veranderingen.
Reeds in 2007 lanceerde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een oproep tot ‘Voorbeeldgebouwen’, naast stimulansen voor energiezuinige renovatie en passiefbouw met milieuvriendelijke materialen. Sinds 2015 geldt voor nieuwbouw de verplichting van een vrijwel nul-energieverbruik, dat pas in 2021 in de Europese regelgeving van kracht zal worden. “Dankzij de passiefnorm werd Brussel een voorbeeld en konden zijn aannemers technisch meesterschap verwerven”, zegt Alain Maron (Ecolo), de Brusselse minister van Energie. “De uitdaging bestaat er vandaag in om gebouwen die aan het einde van de 19e eeuw werden opgericht, energievriendelijk te maken. Andere Europese stadscentra zitten met hetzelfde probleem, maar de eigenheid van Brussel ligt aan de precaire bevolking in het stadscentrum en het hoge percentage huurders. De Renovatiestrategie die aan het einde van de vorige legislatuur werd goedgekeurd, zal het tempo opvoeren, met een verplicht EPB-certificaat tegen 2025 en de voltooiing van vijf aanbevolen interventies tegen 2050 (één om de vijf jaar, op straffe van sancties die in 2024 worden bepaald). Er wordt ook gewerkt aan uniforme premies voor Renovatie en Energie om het systeem te vereenvoudigen. Verder moeten ook stedenbouwkundige belemmeringen worden opgeheven. Een dak lichtjes verhogen om het te isoleren wordt beschouwd als een verandering van dimensies die een vergunning vereist, als de gemeente de regelgeving strikt toepast.”
Warmteverlies en grijze energie
Schepen Yves Rouyet buigt zich over de onderliggende technische uitdaging: “Isolatie van buitenaf ontaardt het erfgoed, maar is van binnenuit moeilijk toe te passen. Als overheid moeten we een denkproces over de renovatie van gebouwen aanmoedigen door het organiseren van colloquia en door opdrachtgevers te stimuleren om innovatieve benaderingen aan te durven. Zuinige gebouwen zijn een alternatief voor het technologisch isoleren van panden. Ze zijn zeker het overwegen waard.” Via zijn richtlijnen spoort hij de architecten aan om van Elsene een laboratorium voor thermische isolatie te maken. Hij pleit voor ecologische materialen met een geringe koolstofvoetafdruk, duurzame bouwplaatsen, renovatie eerder dan afbraak en het ontwerp van modulaire gebouwen. “Het tijdperk van de wegwerpgebouwen is voorbij”, stelt Alain Maron. “De reconversie van voormalige kantoren zorgde voor verwikkelingen, maar vandaag ontwerpen architecten modulaire, duurzame gebouwen. Als een pand toch wordt gesloopt, wordt gestreefd naar hergebruik van de materialen om de externe ecologische impact zo klein mogelijk te houden, want de productie van beton en cement vereist heel veel energie.”
De lineaire economie wordt geleidelijk aan circulair en de energie begint in lussen te lopen. België behoort tot de Europese kampioenen inzake afvalrecycling. Brussel beschikt trouwens over een bijzonder vlot functionerend inzamelingssysteem, “maar er kan nog veel worden verbeterd”, aldus de minister. “De oranje zak zal geleidelijk worden verplicht om tijdens de volgende legislatuur een biomethaniseringsfabriek in dienst te nemen. We moeten ons eigen afval beginnen te verwerken om het niet meer in heel België of wereldwijd te verspreiden.”
Het Gewest vertrouwt op wetenschappelijk onderzoek om de ecologische transitie uit te voeren. Vivaqua ging in Ukkel van start met een pilootproject om de warmte van afvalwater terug te winnen. Van zijn kant ontwikkelt Parijs een ondergronds koelingsnetwerk dankzij de Seine, ter vervanging van airconditioning. En ook een fabriek die, voor bouwprojecten, de ruwe, op de bouwwerf van de toekomstige Grand Paris Express opgegraven aarde zal terugwinnen. “Grote projecten zijn niet kenmerkend voor onze cultuur, maar in Brussel krioelt het van de innovatieve projecten”, besluit Alain Maron.