[gastartikel]
De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) omschrijft gezondheid als een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden. De gezondheid beperkt zich dus niet tot de afwezigheid van ziekte of gebrek. In de huidige “post-Covid” situatie, na twee jaar obsederende aandacht voor onze gezondheid, stellen we ons de volgende vraag: is werk nu eigenlijk bevorderlijk of schadelijk voor de gezondheid? Laten we dit vraagstuk van twee kanten bekijken. De eerste invalshoek is die van mensen die onder hun werk gebukt gaan. De tweede is die van personen die hun gezondheid althans gedeeltelijk aan hun werk te danken hebben.
Werken houdt risico’s in. De zogenaamde psychosociale risico’s. Zij treffen zowel de geestelijke als de lichamelijke gezondheid. Deze gevaren schuilen in de omstandigheden, de inhoud en de organisatie van het werk, evenals in de kwaliteit van het beroepsleven en de intermenselijke betrekkingen. De gevolgen daarvan zijn stress, overdreven consumptie van alcohol en drugs, burn-out, om nog maar te zwijgen van andere pathologieën zoals bore-out of brown-out.
Drie keer ‘out’
Burn-out vloeit als pathologie voort uit werkoverlast. De betrokkene heeft het hoofd moeten bieden aan hoge professionele eisen zonder over voldoende middelen te beschikken om aan dergelijke verwachtingen te voldoen. En dit over een lange periode. Burn-out is daarom het resultaat van chronische stress, waarbij het individu uiteindelijk zijn of haar fysieke en mentale middelen uitput. Dan ontstaat er een innerlijke leegte die de persoon dwingt te stoppen met werken.
Bore-out is een pathologische vorm van verveling. Het resulteert uit de afwezigheid van beroepsactiviteiten of -taken. De werknemer is eerst actief op zoek naar projecten of taken die hij of zij zou kunnen uitvoeren. De daadwerkelijke afwezigheid van werk knaagt uiteindelijk aan zijn motivatie en veroorzaakt een zekere apathie en een diep onbehagen.
Brown-out is de pathologie die verband houdt met het verlies van zin in het werk. Het individu vindt zijn of haar taken zinloos. Of hij/zij erkent zich niet meer in de waarden en/of missies van het bedrijf. De werklast is er, maar de persoon stelt zich vragen bij het nut van deze activiteit. Waarvoor of voor wie heeft die job enig nut of waarde?
Psychologisch en fysiek
De gemeenschappelijke kenmerken van deze drie werkgerelateerde ziekten zijn stress, uitputting en terugtrekking. Stress uit zich in een reeks psychologische symptomen (bv. piekeren, negatieve emoties, enz.), naast lichamelijke symptomen: slaapstoornissen, moeilijke spijsvertering, hoofdpijn, spier- en skeletaandoeningen, enz. De persoon raakt geleidelijk uitgeput. De stress ondermijnt al zijn middelen en energie. Hij verliest zijn belangstelling voor het werk en vindt er geen voldoening en ontplooiing meer in.
Aan de hand van deze eerste invalshoek zouden we zonder meer kunnen stellen dat werk schadelijk is voor de gezondheid. Maar laten we nu de tweede benadering volgen, die beweert dat werk bijdraagt tot gezondheid. Ik zie drie minimumvoorwaarden om te bevestigen dat “werken gezond is”.
Veiligheid, welzijn en zingeving
De eerste basisvoorwaarde is de veiligheid van de werknemer. Die houdt in dat de betrokkene zijn werk kan doen met beschermingsmiddelen en een uitrusting die op de risico’s zijn afgestemd. Zo kan een boomsnoeier zich tegen gevaren behoeden met een veiligheidsbril, handschoenen, geschikt schoeisel, een veiligheidshelm, een harnas, enz. Ideaal om vallen en verwondingen te voorkomen. Naast uitrusting impliceert het begrip veiligheid op het werk ook financiële zekerheid: weten dat je genoeg verdient om jezelf en je gezin te onderhouden. Om die reden kunnen onzeker werk, de opeenvolging van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en problematische tewerkstelling schadelijk zijn voor de gezondheid van de persoon.
Naast zekerheid voldoet een “gezonde” baan aan een tweede voorwaarde: welzijn. Volgens mijn collega Jacques Lecompte houdt welzijn verband met de positieve emoties die het individu voelt, met de gezellige relaties die hij met anderen heeft, met de hobby’s of dingen die hij graag doet en met zijn algemene levenstevredenheid. Een baan die enkele of al deze elementen combineert, zou bijdragen tot het welzijn van het individu. Laten we dus de relaties op het werk, met onze collega’s of met onze klanten, niet onderschatten. Mensen hebben behoefte aan interactie met anderen, om hun gedachten en emoties uit te wisselen en te delen, al was het tijdens een eenvoudig gesprek.
De derde voorwaarde voor gezondheid op het werk is zingeving. Een baan is heilzaam voor het individu als ze zinvol is. Werk is zinvol wanneer de persoon de waarde en het nut van het werk inziet, maar ook wanneer het richting geeft en aan levensdoelen beantwoordt. Als perceptie is de betekenis van werk subjectief. Wat voor de één zinvol is, is dat niet noodzakelijkerwijs voor een collega die dezelfde functie uitoefent of in hetzelfde bedrijf werkt. Naast deze subjectiviteit belicht de wetenschappelijke literatuur ook objectieve kenmerken van de zin van werk. Zo bijvoorbeeld het nut van taken en de erkenning door anderen.
Normale fluctuatie
Laten we even teruggrijpen naar de oorspronkelijke vraag: schaadt werk de gezondheid? Een binair antwoord zou niet overeenstemmen met de werkelijkheid. De relatie tussen iemands gezondheid en zijn of haar werk bevindt zich ergens op een continuüm tussen twee uitersten: beroepsziekte en gezondheid. Het individu schommelt tussen deze twee polen. Soms wordt de persoon bijna ziek door uitputting en stress, terwijl hij zich afvraagt welke zin zijn professionele betrokkenheid wel heeft. Op andere momenten is diezelfde persoon echter gemotiveerd, geëngageerd, betrokken en tevreden. Normaliteit gaat in de psychologie gepaard met schommelingen, met ups en downs. Belangrijk is dat je niet chronisch in stress en onbehagen vervalt. Werknemer en werkgever moeten hier samen aan werken. Gezondheid op het werk is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Over de auteur
Stéphanie Delroisse, PhD, docent aan UMONS en UCLouvain; oprichtster van Sens Stress